Bedrijfsruimten inrichtenLaatste update 21 oktober 2024 Bedrijfsruimten inrichten Bij de bouw en inrichting van bedrijfsruimten spelen bouwvoorschriften een rol. Deze zijn vastgelegd in het Bouwbesluit en hebben onder meer betrekking op constructie-eisen, de afmetingen van ruimten, ventilatie, elektrische installaties, sanitaire voorzieningen en vluchtmogelijkheden. Gebouwen moeten uit deugdelijk materiaal bestaan, van deugdelijke constructie zijn en in goede staat verkeren. Dit geldt ook voor vloeren, trappen, bordessen en dergelijke, waar zich personen op moeten begeven. Gevaar voor uitglijden, struikelen of misstappen moet worden voorkomen. Schuif- of roldeuren en kanteldeuren moeten tegen uitlichten, aflopen of vallen geborgd zijn. De regionale brandweer moet voor alle gebouwen een gebruiksvergunning hebben afgegeven. De brandweer zal bij de vergunningverlening een controle uitvoeren t.b.v. het verlenen van de gebruiksvergunning. Gecontroleerd worden: vluchtmogelijkheden, brandblusmiddelen, brandmelders, ontruimingsplannen e.d. Nieuwbouw, verbouw, en inrichting van werkplekken moet voldoen aan arbo en ergonomie eisen. De te gebruiken machines, apparatuur, meubilair en hulpmiddelen moeten aan ergonomische eisen en normen voldoen. Dit om RSI te voorkomen en veilig met machines te kunnen werken. Vastgelegd moet zijn, liefst in een procedure, dat de voor de inkoop verantwoordelijke altijd nagaat of de in te kopen spullen aan deze eisen voldoet. Daarnaast zijn er ook de productveiligheidseisen uit de Warenwet. Het is eenvoudig te controleren door de CE-markering of de spullen aan deze eisen voldoen. Risico
Eisen
Eisen aan gebouwen, machines, ventilatiesystemen (filters!), schoonmaak-machines, de elektrische installatie, gereedschappen Eisen bij deuren en bewegende hekken Eisen voor doorgangen Eisen voor hekken, leuningen en trappen Eisen voor vloer- en wandopeningen Eisen ter beperking van uitglijdrisico's
Eisen aan een acculaadruimte
Eisen voor ladders Eisen voor vluchtwegen en uitgangen Eisen voor brandblusmiddelen Eisen voor brandmelders of rookmelders Eisen aan gebouwen, machines, ventilatiesystemen, schoonmaak-machines, de elektrische installatie, gereedschappen zijn:
• De vrije doorgangshoogte van deuren is minimaal 2 meter;
• Deuren, hekken en doorgangen moeten zijn afgestemd op het verkeer dat plaatsvindt;
• Klapdeuren bij transportroutes waarachter de situatie te overzen dient te zijn, moeten deels doorzichtig zijn; minimaal 1m, tussen 1,25m en 2m van de grond. Op ooghoogte van grotendeels transparante deuren is een markering aangebracht,
• Bij voorkeur worden voor voetgangers afzonderlijke deuren en toegangen toegepast. Als vlak achter een deur dwarsverkeer van voetgangers of voertuigen plaats vindt, mag deze deur niet als openslaande deur worden uitgevoerd, en moet bovendien een signalering worden aangebracht die tijdig waarschuwt voor naderende voertuigen, bv een automatisch oplichtend oranje knipperlicht.
• In de onmiddellijke nabijheid van deuren of andere doorgangen die vooral voor transportmiddelen zijn bestemd bevinden zich afzonderlijke doorgangen voor voetgangers, tenzij de doorgang voor voetgangers veilig is en duidelijk gemarkeerd.
• Roldeuren (ofwel overheaddeuren/sectionaaldeuren) worden jaarlijks gecontroleerd en onderhouden;
• Roldeuren en beweegbare hekken moeten zijn beveiligd door een vasthoudbediening voor het openen en sluiten, tenzij een doelmatige beveiliging aanwezig is ter voorkoming van het knelgevaar zoals contactlijsten, contactmatten, een lichtstraalbeveiliging of een impulsbeveiliging. Bij deze laatste wordt de neergaande beweging van de deur bij lichte tegendruk omgezet in een opgaande beweging; Verder zijn deze voorzieningen vereist:
• een beveiliging tegen neerstorten van de deur door middel van een vanginrichting (veerbreukbeveiliging) is aanwezig; Dat geldt voor een handbediende sectionaaldeur. (en voor een aangedreven sectionaaldeur als daarbij gekozen is voor een motor met ontkoppeling);
• een beveiliging tegen uitlopen van kabels en aflopen van geleiderollen is aanwezig;
• een beveiliging van trekveren tegen wegvliegen bij veerbreuk is aanwezig;
• tegengewichten moeten in valkokers zijn opgesloten;
• een loopdeur in een beweegbare deur moet bij openen en sluiten van de beweegbare deur zijn vergrendeld;
• knelplaatsen dienen afgeschermd te worden.
• Schuif- of roldeuren en kanteldeuren moeten tegen uitlichten, aflopen of vallen geborgd zijn.
• Automatische deuren en hekken kunnen met de hand worden geopend, tenzij ze bij een stroomstoring automatisch open gaan.
• Overheaddeuren worden jaarlijks gecontroleerd en onderhouden;
Eisen voor doorgangen zijn:
• Doorgangen langs werktuigen en tussen werktuigen en vaste delen zoals muren en kolommen alsmede de standplaats van de bedienende werknemer moeten voldoende breed zijn; • Doorgangen en standplaatsen moeten zijn vrijgehouden van alles wat voor het verkeer en bij de bediening van het werktuig gevaar kan veroorzaken; • Doorgangen moeten zo worden gesitueerd en ingericht dat aanrijden en knelgevaren worden voorkomen; • Doorgangen zijn bij éénrichtingverkeer tenminste 60 cm breder dan het breedst beladen voertuig, of • Doorgangen zijn bij tweerichtingsverkeer tenminste 90 cm breder dan tweemaal de breedte van het breedst beladen voertuig.
Eisen voor hekken, leuningen en trappen zijn:
• Bij valgevaar moeten hekken en leuningen aangebracht worden met een minimale hoogte van één meter en op circa een halve meter een tussenregel hebben; • Trappen dienen tenminste aan één zijde van een leuning te zijn voorzien, trappen breder dan 1.2 m aan beide zijden; • De diepte en breedte van de treden zijn afhankelijk van de hellingshoek. Bij een hellingshoek van 45° hoort een treediepte van 22 cm en een treehoogte van 22 cm; • Verder dienen de treden te zijn voorzien van een antisliplaag.
Eisen voor vloer- en wandopeningen zijn:
• Valgevaar door openingen in wanden en vloeren dient te worden voorkomen door het dichtleggen met voldoende sterk materiaal of het aanbrengen van hekwerken c.q. leuningen met een knieregel en schoprand; • Plaatsen waar goederen of voorwerpen worden opgehesen of neergelaten dienen ook beveiligd te zijn tegen het gevaar bekneld te raken, getroffen te worden en/of te vallen. Eisen ter beperking van uitglijd-risico’s:
• Zie daarvoor de Richtlijn Veilig werken met gevaarlijke stoffen;
Eisen voor ladders zijn:
• In gebouwen moet gezorgd worden voor voldoende vluchtmogelijkheden (niet versperd!) naar buiten het gebouw;
• Indien de afstand tot een deur groter is dan 30 meter zijn er twee deuren in die ruimte nodig;
• Wordt in de werkruimte gewerkt met gevaarlijke stoffen of gevaarlijke machines dan is de maximale loopafstand naar de vluchtmogelijkheid 15 meter;
• Men moet veilig de begane grond buiten kunnen bereiken;
• Uitgangen en vluchtwegen moeten eenvoudig van binnenuit te openen zijn en mogen niet geblokkeerd zijn door machines en/of goederen;
• Verdiepingen moeten altijd twee vluchtmogelijkheden hebben (noodtrappenhuis).
• Boven nooduitgangen moet een installatie voor noodverlichting zijn aangebracht;
• Deuren voor vluchten moeten naar buiten draaiend zijn en schuifdeuren mogen niet worden toegepast voor vluchten;
• Indien er in donkere periodes gewerkt wordt en de verlichting valt uit zullen de vluchtwegen zichtbaar verlicht moeten worden door noodverlichting. Daarmee kunnen de werknemers hun weg naar buiten vinden;
• Als hulp bij het ontvluchten zijn pictogrammen aanwezig die de vluchtdeuren, vluchtroutes en verzamelplaatsen markeren (conform Arbobesluit).
• De pictogrammen moeten goed zichtbaar zijn. Er moeten standaardpictogrammen gebruikt worden;
• Als ondersteuning van de brandbestrijding en ontvluchting zijn plattegronden in het bedrijf aangebracht waarop in ieder geval de vluchtwegen, nooduitgangen, verzamelplaatsen en blusmiddelen zijn aangeduid.
• Deze plattegronden moeten op goed bereikbare en zichtbare plaatsen hangen en gemakkelijk te lezen en te begrijpen zijn door de werknemers;
• De plattegronden moeten de actuele situatie weergeven.
Eisen voor brandblusmiddelen zijn:
• Het moet duidelijk zijn in het bedrijf op welke manier brand gemeld moet worden;
• De brandmeldinstallatie / ontruimingsinstallatie wordt gekeurd en onderhouden; • Brandmelders moeten in het gebouw op strategische plaatsen zijn aangebracht.
• Een automatische methode (rookmelders, warntemelders, sprinkler) heeft de voorkeur.
• Er dienen voldoende toiletten aanwezig te zijn (als indicatie: 1 per 20 aanwezigen per geslacht), waarbij ook in de directe omgeving een wastafel is.
• Voor de medewerkers die bedrijfskleding dragen is er ook naar sekse gescheiden omkleedruimte en een kastje om persoonlijke spullen veilig op te bergen.
• Er is een speciale ruimte beschikbaar waar zwangere medewerksters rust kunnen nemen en kunnen gaan liggen. De werkgever moet ook voldoende ruimte (met privacy) bieden voor vrouwen die willen kolven en daarvoor de nodige voorzieningen treffen (stopcontact, wasgelegenheid, koelkast).
Eisen voor asbestbeheersing zijn:
• Per bedrijf is in kaart gebracht door een erkend adviesbureau of door een daartoe opgeleide werknemer of er mogelijk asbest voorkomt in apparatuur, installaties en gebouwen. Als de aanwezigheid van asbest in het bedrijf niet is uit te sluiten, wordt er door een gecertificeerd asbestinventarisatiebureau een asbestinventarisatie uitgevoerd.
• In het asbestinventarisatierapport wordt de sanering ingedeeld in een risicoklasse: risicoklasse 1, 2 of 2A. De risicoklasse-indeling is afhankelijk van het soort asbestmateriaal en de risico's bij het verwijderen. Een sanering in risicoklasse 2 en 2A moet altijd door een daartoe gecertificeerd asbestverwijderingsbedrijf worden uitgevoerd. Dit zijn over het algemeen saneringen met hoog tot zeer hoog risico waarbij bewerkingen aan het materiaal nodig zijn. Bij saneringen in risicoklasse 1 is het niet verplicht om een gecertificeerd asbest-verwijderingsbedrijf in te zetten. Asbest van risicoklasse 1 mag verwijderd worden door een deskundige medewerker. Het gaat hier om hechtgebonden asbesthoudende materialen, die niet aangetast of verweerd zijn en die zonder verspanende bewerkingen en/of breuk te verwijderen zijn. Zoals een losse plantenbak of een losse plaat. Wanneer de werkzaamheden voltooid zijn, moet er door middel van een visuele inspectie worden vastgesteld of er geen asbest meer aanwezig is; daarmee wordt de betreffende werkplek vrijgegeven voor andere werkzaamheden. Verwijdering van asbest van risicoklasse 1 moet uiterlijk twee dagen van tevoren aangemeld worden bij de Nederlandse Arbeidsinspectie met een meldformulier asbestverwijdering.
• Sanering verdient -waar redelijkerwijs mogelijk- de voorkeur boven het beheersen van het asbest.
• Voorafgaand aan iedere asbestsanering dient een asbestinventarisatie te worden uitgevoerd door een daartoe gecertificeerd asbestinventarisatiebedrijf (enkele uitzonderingen op die regel zijn te vinden in artikel 4.54b van het asbestverwijderingsbesluit). Dat moet ook plaatsvinden:
- bij het geheel of gedeeltelijk afbreken of uit elkaar nemen van bouwwerken, inclusief als bij onderhouds- of reparatiewerk asbesthoudende materialen onopzettelijk geraakt, gebroken of deels verwijderd worden.
- In geval van opruimen van asbest dat is vrijgekomen bij een calamiteit.
Als wordt gekozen om asbest (nog) niet te verwijderen, worden door het bedrijf de volgende activiteiten uitgevoerd:
- Voorlichten
Zorg dat werknemers die met asbest in aanraking zouden kunnen komen weten waar asbest is verwerkt en hoe daar veilig mee om te gaan.
- Eventueel afschermen
Voorkom bewerking of beschadiging van asbesthoudend materiaal door het (waar nodig) af te schermen.
- Veilig onderhoud
Plak zo nodig stickers op materialen/ wanden/ leidingen als deze asbesthoudend zijn. En/of geef het duidelijk aan tekeningen.
- Monitoring
Zorg dat de staat van het asbesthoudend materiaal periodiek wordt gecontroleerd.
- Aanpak bij calamiteiten en incidenten
Neem in het bedrijfsnoodplan op hoe te handelen bij het vrijkomen van asbestvezels bij brand e.d.
- Documentatie Zorg voor een goede vastlegging van aanwezigheid van asbest, rapportages en relevante wijzigingen.
Bovenstaande activiteiten worden opgenomen in een asbestbeheersplan dat ter instemming aan de OR of PVT wordt voorgelegd.
Zie voor meer informatie een uitgebreide asbest-handreiking die in de sectoren zoetwaren en bakkerijen is opgesteld. |