Laatste update 14 oktober 2024
Positief getoetst NLA. November 2022
Aanpak schadelijk geluid
Risico
Als het geluid op het werk boven 80 dB(A) per dag komt, vergroot dat de kans op gehoorschade. Daarnaast kan het ook leiden tot verhoogde bloeddruk, het optreden van stress, concentratiestoornissen en vermoeidheid. Mede daardoor neemt ook de kans op ongevallen toe.
In 2016 zijn bij metingen bij meerdere pluimveeverwerkende bedrijven de volgende gemiddelde geluidsniveaus aangetroffen:
Arbeidsplaats |
Geluidniveau dB(A) |
Ontvangstafdeling
- elektrisch verdoven
- atmosferisch verdoven |
83-89 dB(A)
83-87 dB(A)
|
Plukafdeling |
96-98 dB(A) |
Panklaarafdeling |
91-92 dB(A) |
Deel en verpakafdeling |
82-93 dB(A) |
Koelcellen (door verdampers) |
75-82 dB(A) |
NB: Elke verhoging met 3 dB(A) betekent een verdubbeling van de schadelijkheid van het geluid.
Belangrijkste geluidsbronnen binnen de verschillende afdelingen zijn:
Aanvoer
• Wasinstallatie, ondersteunende machines en handmatig (voor)behandelen van containers met hogedruk spuitlansen;
• Plaatsen van containers op de losinstallatie en kantelen van containers (aanslaggeluid).
Aanhangen pluimvee
• Kettingbanen;
• Geluid van vleeskuikens (bij elektrisch verdoven).
Slachten
• Ontvederingsmachines;
• Kettingbanen;
• Pompen en blowers ten behoeve van broeibakken.
Panklaar
• Diverse machines (mechanisch, perslucht, stromend water);
• Kettingbanen;
• Ondersteunende apparatuur (pompen etc.).
Delenafdeling
• Kettingbanen;
• Omhanger(s);
• Diverse bewerkingen (vooral aanslagen en mechanische manipulatie van haken);
• Ondersteunende apparatuur (pompen etc.).
Fileren en ontbenen
• Machinale bewerkingen aan de fileerlijn, met name mechanisch geluid en persluchtgeluid;
• Geluid ten gevolge van (meerdere) naastgelegen fileerlijnen;
• Lopende band/kettingband met borstdelen;
• Aanlevering van borstdelen (in die gevallen waarin dit via valgoten of vanuit kantelsystemen met kratten geschiedt).
Verpakken en inpakken
• Indien aan de delenlijn wordt verpakt het geluid van kettingbanen, omhanger(s) en mechanische bewerkingen (vooral aanslagen en mechanische manipulatie van haken);
• Bij het verpakken in kunststof kratten het geluid van het op achterliggende banen duwen (hoogteverschil en aanslagen) alsook het plaatsen van kratten op werktafels,
• Transportbanden, rollenbanen en handmatige manipulatie van kunststof kratten, waaronder het geluid van het op achterliggende banen duwen van kratten en het plaatsen van kratten op werktafels;
• Weegdoseerders;
• Sealmachines en etiketteermachines.
Opslag en expeditietaken
• Manipulatie van kunststof kratten, kunststof pallets en andere emballage (met name leeggoed);
• Radiogeluid;
• Koelinstallaties;
• Intern transport.
Reiniging en onderhoud
• Geluid dat ontstaat ten gevolge van het onder hoge druk met lansen reinigen van plaatdelen en kratten.
• Bij de krattenwasser geluid ten gevolge van manipulatie van kratten en geluid van hogedruk-reiniging en het afspuiten van de kratten in de machine;
• Geluid van ondersteunende apparatuur ten behoeve van de krattenwasser (pompen, filters, etc.).
• Bij lijnreiniging (leeg) in werking zijnde productielijnen en transportbanen, inclusief geluid van daarin opgenomen mechanische en perslucht toepassingen;
• Geluid ten gevolge van het deels demonteren van machinebehuizingen bij reiniging van lijnen, met name indien panelen uit dun plaatwerk geheel worden weggenomen en elders in de ruimte worden geplaatst (valgeluiden);
• Voor TD-medewerkers: geluid ten gevolge van in bedrijf zijnde installaties in de ruimtes waarin werkzaamheden worden uitgevoerd, en geluid bij het gebruik van elektrische (hand)gereedschappen in de TD-werkplaats.
Eisen t.a.v. schadelijk geluid zijn:
• Geluid is een onderwerp dat in het kader van de RI&E diepgaand onderzocht dient te worden. Als in de eerste fase van de RI&E blijkt dat lawaai in het bedrijf voorkomt, zal in een nadere inventarisatie de blootstelling aan geluid gemeten of beoordeeld dienen te worden. Dat is een taak voor een gespecialiseerde deskundige. Deze beoordeling of meting dient te voldoen aan de uitgebreide regelgeving, zoals die is verwoord in Arbobesluit artikel 6.7.
• Het streven is, zeker bij aanschaf van nieuwe arbeidsmiddelen, om geluidsbronnen geen geluidsniveau van meer dan 80 dB(A) te laten veroorzaken. Zie de Richtlijn Inkoop geluidsarme apparatuur;
• Voor arbeidssituaties waar de dagelijkse geluidsbelasting hoger is dan 85 dB(A) moeten maatregelen worden genomen om het geluidsniveau tot minimaal onder deze grens terug te brengen. Deze maatregelen liggen vast in een lawaaibestrijdingsplan.
In een schriftelijk lawaaibestrijdingsplan dient te zijn aangegeven:
- welke situaties op welke termijn worden aangepakt;
- welke maatregelen daarvoor zullen worden genomen;
- wat het beoogde resultaat van de maatregelen is.
Verder wordt in het lawaaibestrijdingsplan aangegeven of hoge geluidsniveaus op een afdeling redelijkerwijs kunnen worden teruggebracht, door een of meer van de volgende maatregelen:
= geluidsvermindering bij perslucht
= geluidsvermindering bij pompen en blowers
= aanbrengen geluidsabsorberend materiaal
= gebruikmaking van elektrische aktuatoren in plaats van luchtcilinders
= beperking radiogeluid
= scheiding of afscherming werkzaamheden.
= demping van aanzuig- en afblaasopeningen
= verminderen van stoot- en valgeluiden
= geluidsvermindering door preventief onderhoud
Beoordeel na het nemen van de gekozen maatregelene of ze afdoende blijken te zijn.
• Als wettelijke regel geldt dat het schadelijke geluid zo veel mogelijk door maatregelen aan de bron moet worden aangepakt, zoals vervanging van lawaaiige machines of vermindering van perslucht. Als dat redelijkerwijs niet mogelijk is, zijn afschermende maatregelen aangewezen, zoals geluidsisolerende omkastingen. Of er worden organisatorische maatregelen toegepast, zoals het verminderen van de tijd dat werknemers aan geluid worden blootgesteld. Alleen als bovenstaande maatregelen onvoldoende blijken te zijn, kunnen gehoorbeschermingsmiddelen een uitkomst bieden. (zie Richtlijn Gehoorbescherming)
• Bij een daggemiddelde blootstelling boven de 80 dB(A) dient de werkgever gehoorbescherming ter beschikking te stellen.
• De dagelijkse blootstelling aan lawaai mag in geen geval hoger zijn dan 87 dB(A). Bij deze meting dient rekening gehouden te worden met de dempende werking van de eventuele gehoorbescherming. Als de grenswaarde van 87 dB(A) wordt overschreden, dienen onmiddellijk maatregelen te worden genomen om het blootstellingsniveau onder deze waarde te brengen.
Eisen t.a.v. zonering en markering zijn:
• Plaatsen waar het geluidsniveau de draagplichtgrens van 85 dB(A) overschrijdt moeten zijn afgebakend en/of met bijvoorbeeld waarschuwingsborden gemarkeerd; Dat geldt ook voor werkplekken met een piekgeluidsdruk hoger dan 140 dB(C). Let op: Meting van piekniveaus dient te geschieden met een geluiddrukmeter die een LCpeak functie heeft;
• Daar zijn werknemers verplicht om gehoorbeschermingsmiddelen te dragen;
• Deze zogenaamde gehoorbeschermingszones zijn alleen toegankelijk voor werknemers die daar beroepshalve of vanwege hun functie moeten verblijven;
• Machines die tijdens bedrijf de bediener ervan blootstellen aan niveaus boven 85 dB(A) moeten eveneens duidelijk zijn gemarkeerd. In veel gevallen zullen meerdere bronnen met afzonderlijke niveaus lager dan 85 dB(A), door de van geringe onderlinge afstand en galm in de ruimte een globaal geluidsniveau van 85 dB(A) veroorzaken. In dat geval dient de ruimte te zijn gemarkeerd zoals hierboven omschreven.
Eisen t.a.v. gehooronderzoek zijn:
• Werknemers die blootstaan aan geluidsniveaus van meer dan 80 dB(A) moeten door hun werkgever in de gelegenheid worden gesteld op gezette tijden een gehooronderzoek (audiometrisch onderzoek) te ondergaan. De werkgever moet een daartoe bevoegde instantie (bijvoorbeeld een arbodienst) opdracht geven voor het uitvoeren van gehooronderzoek van zijn werknemers, hij moet zijn werknemers gelegenheid geven een gehoortest te ondergaan, en hij moet daarvoor de benodigde tijd beschikbaar stellen;
• Werknemers die een gehooronderzoek hebben ondergaan, moeten van hun individuele resultaat daarvan in kennis worden gesteld;
• Groepsgewijze resultaten gaan naar directie en OR;
• De resultaten van de gehooronderzoeken worden tenminste tien jaar bewaard;
• Zolang de blootstelling aan schadelijk geluid voortduurt, moet het gehooronderzoek minstens eenmaal in de vier jaar worden herhaald. De herhalingsfrequentie dient hoger te liggen als de arbodienstverlener dit noodzakelijk acht.
• Spreek bij een gehooronderzoek met de onderzoeker zorgvuldig een geschikt moment en een geschikte locatie af, zodat de onderzoeken in een stille omgeving kunnen worden uitgevoerd.
• Informeer de medewerkers herhaaldelijk over een aanstaand gehooronderzoek. Leg uit wat het doel er van is en wat er met de meetresultaten gebeurt.
Werkgevers dienen hun medewerkers die blootstaan aan een dagdosis boven de 80 dB(A) of piekniveaus boven de 135 dB(C) doeltreffend voor te lichten en te instrueren over de gevaren van geluid en over hoe om te gaan met de geluidswerende voorzieningen. Deze voorlichting en instructie vindt in ieder geval plaats voordat een (nieuwe) medewerker voor het eerst werkzaamheden met geluidsbelasting verricht en wordt daarna minimaal jaarlijks, op steeds andere manieren herhaald. Bijvoorbeeld in een toolbox.
Bij de voorlichting en onderricht wordt gekozen voor een combinatie van mondelingen en schriftelijk communicatie.
Minimaal wordt daar aandacht besteed aan:
• de resultaten van de beoordeling/meting van de lawaainiveaus waaraan de werknemers zijn blootgesteld en een uitleg van de betekenis en mogelijk daaraan verbonden risico’s;
• de genomen maatregelen om de risico’s te voorkomen of tot een minimum te beperken en het effect van de maatregelen;
• veilige werkmethoden om de blootstelling aan lawaai tot een minimum te beperken en de invloed van de medewerkers zelf op hoogte van geluidsniveau;
• het juiste gebruik van gehoorbeschermers;
• hoe signalen van gehoorbeschadiging zijn te herkennen en kunnen worden gemeld;
Er wordt steeds bijgehouden welke medewerkers aan de voorlichting en onderricht hebben deelgenomen.
• Jeugdige werknemers mogen geen arbeid verrichten op een arbeidsplaats met geluid waar de dagdosis 85 dB(A) of hoger is of de piekgeluidsdruk 137dB(C) of hoger is.
• Een zwangere werkneemster wordt in haar arbeid niet blootgesteld aan geluidsniveaus boven de 80 dB(A) en piekgeluiden boven de 135 dB(C).
• De ondernemingsraad of personeelsvertegenwoordiging wordt in de gelegenheid gesteld om een oordeel te geven over de wijze van geluidsbeoordeling en –meting, de maatregelen om de geluidblootstelling te verminderen en over de keuze van de gehoorbeschermingsmiddelen.
• De ondernemingsraad of de personeelsvertegenwoordiging of, bij het ontbreken daarvan, de belanghebbende werknemers wordt de gelegenheid gegeven een oordeel te geven over de geluidsreducerende maatregelen en over de keuze van de gehoorbeschermingsmiddelen die ter beschikking worden gesteld aan medewerkers.
Wensen
Voor ruimtes waarin niveaus variëren kan worden overwogen een geluidssignalering (stoplicht, waarschuwingslamp) centraal en voor alle medewerkers zichtbaar aan te brengen om een beter besef te realiseren ten aanzien van schadelijk geluid.
Zie ook
Goede Praktijken
Gehoorbeschermingsmiddelen
Geluidsignalering
Overige Goede praktijken Geluid